Vrijzinnig Manifest

Sociaal-culturele en economische ontwikkelingen zijn een voedingsbodem voor het stellen van levensvragen en het zoeken naar een antwoord op die vragen in religieus perspectief. De bestaande religieuze groeperingen bieden onvoldoende uitgangspunt voor het formuleren van een religieus antwoord dat in balans is met de ecologische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen.

Vrijzinnige geloofsgemeenschappen en in bepaalde mate ook het religieus humanisme, zijn verbonden met de traditie van het christendom. De vrijzinnige reactie op deze verbondenheid is thans veelal negatief: vrijzinnigen noemen zich ondogmatisch en spreken van achterhaalde geloofsvoorstellingen die op gespannen voet staan met de eigen, persoonlijke geloofsbeleving.

De bedenkers van dit manifest, vrijzinnig gelovigen die op verschillende niveaus en op verschillende plaatsen actief zijn in verschillende geloofsgemeenschappen, zijn op persoonlijke titel met elkaar in gesprek geraakt omdat zij van mening zijn dat het begrip vrijzinnigheid aan herformulering toe is. Een herformulering die zich baseert op de vraag wat vrijzinnigheid is en niet op wat zij niet is. Gezien het uitgangspunt van de vrijzinnige geloofsbeleving – ieders geloofsovertuiging is persoonlijk – zijn zij zich bewust van de onmogelijkheid om het vrijzinnig geloven onder een definitie te brengen die door de meerderheid van die gelovigen onvoorwaardelijk wordt onderschreven.

Rekening houdend met die onmogelijkheid hebben zij gekozen voor het procesmodel. In dit model is de verwoording van het vrijzinnig geloven niet bedoeld als een bepaling eens en voor altijd van wat onder geloven dient te worden verstaan, maar als een impuls tot zelfstandige en persoonlijke reflectie op de inhoud van wat vrijzinnigheid wordt genoemd. Dit manifest geeft daarom in de hierna volgende omschrijvingen uitdrukking aan wat door de opstellers op dit moment en in deze tijd onder vrijzinnig geloven valt te verstaan.

Bedoelde omschrijvingen luiden dienvolgens:

I
Geloof is de verbinding met de onderstroom van alle leven; die verbinding is de bron van alles wat zich in de ziel voltrekt.

Toelichting:

Deze omschrijving klinkt rijkelijk abstract. Die abstractie is een bewuste keuze omdat het begrippenapparaat dat de mens ten dienste staat ontoereikend is voor een eenduidige, concretiserende formulering. De gekozen omschrijving refereert aan de intuïtie die in de mens het vermoeden wekt dat achter de dingen die hij kan waarnemen krachten schuilgaan die hij niet kan verklaren maar soms wel beleeft. De omschrijving duidt deze krachten aan met het woord ‘onderstroom’. De namen van die onderstroom kunnen onder andere ook zijn: God, de Eeuwige of het Mysterie.

II
Uiting van geloof is noodzakelijk voor de instandhouding van de innerlijke
geloofsbeleving. Hoe die uitingen gestalte krijgen is een zaak van mensen zèlf;
een uiting naar vast of voorgeschreven model houdt onvoldoende rekening met de mate waarin die innerlijke beleving verandering ondergaat en brengt soms zelfs psychische schade toe.

Toelichting:

Het innerlijk welzijn van de mens heeft een relatie met de manier waarop hij zijn geloof beleven kan. Voorgeschreven liturgieën en religieuze bijeenkomsten volgens vaste en ingesleten patronen zijn geen waarborg voor een geloofsbeleving die versterkt en inspireert. Een in vrijheid ontworpen en beleefde geloofsuiting kan,indien zij gezamenlijk wordt gedeeld, de innerlijke geloofsbeleving versterken en ontwikkelen.

III
De vraag of God bestaat is overbodig.

Toelichting:

Niemand kan de vraag naar het bestaan van God positief of negatief beantwoorden. Een vraag stellen waarvan van tevoren duidelijk is dat daar geen onweerlegbaar antwoord op te geven is, is tijdverspillende kwelling des geestes. Het bestaan van krachten die wij ook wel ‘God’ noemen is niet bewijsbaar maar overigens wel aannemelijk omdat mensen blijven zoeken naar die krachten. Ook het gegeven dat die krachten naar menselijke ervaring soms door en voor mensen werken, maakt het bestaan van wat wij God noemen aannemelijk. Overigens blijft de overtuiging van het bestaan van God en de eigenschappen die die God heeft, een eigen – menselijke – keuze. De weg naar God is dus altijd een hoogstpersoonlijke. Het optreden van Jezus van Nazareth maakt dit niet anders. Zijn godsbeleving stond ten dienste van zijn – geslaagde -streven tot humanisering van de mensheid en het ontwikkelen van een nieuwe ethiek, maar was ook hoogstpersoonlijk omdat hij God beleefde als de vader die hem zond.

IV
Gemeenschappelijk gedeelde geloofsbeleving is onmisbaar voor de ontwikkeling van de inhoud van geloven.

Toelichting:

In het gezamenlijk optrekken van mensen, in het delen van hun beleving, toont zich de werking van de onderstroom van het leven waarmee verbinding plaatsvindt. Alle gemeenschappen die een toekomstvisioen of ideaal nastreven, kunnen die verbinding ervaren. Die ervaring verbreedt en verdiept het religieus perspectief van mensen. Zij is niet vatbaar voor definitie maar is onverbrekelijk verbonden met gemeenschap.

V
De basis van vrijzinnigheid is: geloof onttrekt zich aan de kwalificeringen ‘waar’ of ‘onwaar’.

Toelichting:

Wij kennen de omvang en de bedoeling niet van het universum waarin wij leven. Onze begrippenwereld is niet in staat om ons bij dit universum iets meer voor te stellen dan dat het oneindig lijkt te zijn en de bedoeling van dat universum vooralsnog verborgen blijft. Dat is onze positie. Het is die positie die iedere pretentie op waarheid of onwaarheid bij voorbaat haar grond ontneemt. Waarom en waarin geloven wij dan? Wij geloven dat geloven waarde toevoegt aan ons leven. En dat geloven net als leven altijd doorgaat en nooit ‘af’ is.

Verantwoording.

De bedenkers van dit manifest hebben ondergetekende gemachtigd om hetgeen in hun besprekingen is gewisseld, samen te vatten en in de woorden van zijn keuze weer te geven. Omdat de betrokkenen op gezette tijden bijeenkwamen te Elspeet in Mennorode noemen zij zich ook wel de Elspeter Collegianten. Deze collegianten zijn Wébé Dresselhuys, Alexander Overdiep, Piet Reede, Theo Schneider, Harm Tees en ondergetekende, Johan de Wit. Zij werden bijgestaan door Hendrike te Vaanholt, die het besprokene steeds aan het papier heeft toevertrouwd.

De collegianten zijn gezamenlijk de overtuiging toegedaan dat de vrijzinnigheid in Nederland nog toekomst heeft, maar vrijzinnigen die toekomst alleen veilig kunnen stellen als zij bereid en in staat zijn om nieuwe beginselen en uitgangspunten te formuleren die geloof en God in deze samenleving op een aannemelijke en ervaarbare manier tot uiting brengen. Dit manifest wil een aanzet geven tot een voortgaande discussie over de wijze waarop het vrijzinnig geloof basis en vorm krijgen kan in een tijdperk waarin de klassieke kerkelijke uitingen van het christendom hun zeggingskracht geleidelijk aan verliezen.

Het is de collegianten er niet om te doen om zich af te zetten tegen of afbreuk te doen aan alles wat de traditie ons heeft overgeleverd. Elementen van die traditie behoren nog steeds tot ons culturele erfgoed. Zij zijn echter van mening dat een vrij geloof nieuwe ijkpunten nodig heeft om zich blijvend te kunnen manifesteren in veranderende tijden.

Gedaan en getekend te Zeewolde, 7 maart 2005

w.g.
Johan de Wit